ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlenging van de no-risk polis in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Almelo. Appellante, die sinds 18 juni 2002 ziek is, heeft een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de no-risk polis te verlengen. De werkgever van appellante heeft dit verzoek ingediend, omdat de beperkingen van appellante blijvend van aard zijn en er ook na vijf jaar behoefte is aan een vangnetvoorziening. Het Uwv heeft echter de bezwaren van zowel de werkgever als appellante tegen de weigering om de no-risk polis te verlengen ongegrond verklaard. De verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts concludeerden dat niet voldaan werd aan het criterium van een 'aanmerkelijk verhoogd risico op ernstige gezondheidsklachten', wat vereist is voor de verlenging van de no-risk polis.
De Raad heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 29c van de Ziektewet, dat per 1 augustus 2009 is opgenomen in de wet. Dit artikel stelt dat de termijn voor de no-risk polis kan worden verlengd indien er sprake is van een progressieve aandoening of een sterk wisselend ziektebeeld met een aanzienlijk verhoogd risico op ernstige gezondheidsklachten. De bezwaarverzekeringsarts heeft op basis van de beschikbare informatie geconcludeerd dat er geen ernstige progressie van de aandoening te verwachten is binnen een periode van jaren. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv een juiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd en dat het besluit voldoende onderbouwd was.
De uitspraak benadrukt het belang van actuele en relevante medische informatie bij de beoordeling van aanvragen voor verlenging van de no-risk polis. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het voordeel van het Uwv is uitgevallen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier van de Centrale Raad van Beroep.