ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellante, die zich op 14 juni 2010 ziek meldde vanwege toegenomen reumatische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 10 februari 2011, omdat appellante weer geschikt werd geacht voor haar maatgevende werk. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Zwolle-Lelystad bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 16 oktober 2011, waartegen appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 30 januari 2013, waar appellante werd bijgestaan door haar advocaat mr. G.J.A.M. Gloudi, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A. Ruis, werd de zaak besproken. Appellante voerde aan dat zij op en na 10 februari 2011 nog steeds arbeidsongeschikt was en overhandigde medische rapporten van psychiater H.P. den Daas en klinisch psycholoog/psychotherapeut J. Pasma. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de informatie van de behandelend artsen adequaat was meegenomen in de beoordeling.
De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de door appellante overgelegde medische informatie geen aanleiding gaf voor een ander oordeel. De Raad stelde vast dat de psychische toestand van appellante op 10 februari 2011 niet significant verschilde van die ten tijde van de WIA-beoordeling. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen ruimte voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding, gezien de uitkomst van de zaak.