ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3469
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellant, die als medewerker fietsenstalling werkte, had zich op 23 oktober 2008 ziek gemeld vanwege rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had bij besluit van 25 augustus 2010 vastgesteld dat appellant met ingang van 21 oktober 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten en stelde dat het Uwv zijn medische beperkingen had onderschat. De Raad beoordeelde de medische grondslag van het bestreden besluit en concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had appellant op 29 juli 2010 onderzocht en op basis van informatie van verschillende specialisten lichamelijke beperkingen vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts had geen aanleiding gevonden om af te wijken van dit oordeel, en de Raad onderschreef deze conclusie.
De Raad oordeelde dat de in beroep overgelegde medische informatie niet leidde tot de conclusie dat de bezwaarverzekeringsarts onjuist had geoordeeld. De Raad bevestigde dat de vastgestelde belastbaarheid in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 29 juli 2010 juist was. De rechtbank had ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit correct beoordeeld. Uiteindelijk kwam de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.