ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.G. van den Heuvel, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant, die zich per 21 januari 2008 ziek had gemeld met nek-, schouder- en lage rugklachten, met ingang van 18 januari 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. De rechtbank bevestigde dit besluit, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 23 januari 2013 heeft appellant zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn klachten en opleidingsniveau. De Raad voor de Rechtspraak heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts kritisch bekeken. De verzekeringsarts H.P. Goossens had appellant onderzocht en vastgesteld dat hij beperkingen had in de belastbaarheid van zijn schouders en rug, maar dat hij in staat was om bepaalde functies te vervullen. De bezwaarverzekeringsarts P. Momberg had de FML aangepast op basis van haar eigen onderzoek en de beschikbare informatie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De Raad concludeerde dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant en dat de functies die aan hem waren toegewezen, passend waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.