ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2433
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die sinds 1993 werkzaam was als medewerker bij de munttelcentrale. Appellant viel op 28 september 2006 uit vanwege longklachten en ontving vanaf 25 september 2008 een WIA-uitkering, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Na een herbeoordeling op 27 september 2010 door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat appellant minder benutbare mogelijkheden had, maar dat hij in staat was om werkzaamheden te verrichten conform de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige berekende de mate van arbeidsongeschiktheid op minder dan 35%, wat leidde tot de mededeling dat appellant per 16 februari 2011 geen WIA-uitkering meer zou ontvangen.
Appellant ging in beroep tegen het besluit van het Uwv, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant geen gronden had aangevoerd tegen de medische beoordeling en dat de arbeidskundige grondslag van het besluit voldoende was gemotiveerd. Appellant stelde in hoger beroep dat hij met zijn beperkte opleiding en taalvaardigheid niet in staat was de geduide functies te verrichten en dat er geen nader onderzoek was gedaan naar de mogelijkheid van een jobcoach.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat appellant beperkingen had ten aanzien van lezen en schrijven. De Raad onderschreef de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat er geen medische stoornis was. De geduide functies werden als passend beoordeeld, ondanks de beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 27 februari 2013.