ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering na hervatting van arbeid na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellant, die na 104 weken arbeidsongeschiktheid zijn werk had hervat. Appellant, een meewerkend eigenaar van een grondverzetbedrijf, had van 15 december 2006 tot 11 december 2008 een ZW-uitkering ontvangen vanwege oorklachten. Na deze periode meldde hij zich op 3 mei 2010 opnieuw ziek met recidiverende klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde hem echter een nieuwe ZW-uitkering toe te kennen, met verwijzing naar artikel 29, vijfde lid, van de ZW, dat stelt dat recht op een ZW-uitkering maximaal 104 weken duurt. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant na de eerdere periode van arbeidsongeschiktheid weer in dezelfde functie is gaan werken, waarvoor hij eerder ongeschikt was geacht. De rechtbank had terecht overwogen dat het feit dat het ziekengeld was teruggevorderd, niet afdoet aan de vaststelling van de eerdere arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde dat de regels omtrent de ZW-uitkering van toepassing zijn, ook als iemand na het ontvangen van ziekengeld weer in dezelfde functie gaat werken, zolang de arbeidsongeschiktheid aan dezelfde oorzaak is te wijten. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering had geweigerd en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.