ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor aan de muur bevestigbare strijkplank op grond van de Wmo
In deze zaak heeft appellante, [A. te B.], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar aanvraag voor een aan de muur bevestigbare strijkplank werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 februari 2013 uitspraak gedaan. Appellante had de strijkplank aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), met het argument dat deze een therapeutisch doel diende. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg had eerder hulp bij het huishouden toegekend, maar de aanvraag voor de strijkplank werd afgewezen omdat appellante voldoende gecompenseerd werd voor haar beperkingen bij het voeren van het huishouden.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante beperkingen ondervindt bij huishoudelijke taken, maar dat de toegekende hulp bij het huishouden, waaronder twee uur per week voor wassen en strijken, voldoende is. De verklaring van de ergotherapeut, L. van der Meer, werd in overweging genomen, maar de Raad concludeerde dat de strijkplank geen ergonomische functie heeft en enkel een therapeutisch doel dient. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de gevraagde voorziening niet onder de compensatieplicht van het college valt.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante verworpen en bevestigd dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank juist was. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.