ECLI:NL:CRVB:2013:BY8042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WW-uitkering wegens onrechtmatig verblijf op de eerste werkloosheidsdag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een WW-uitkering door appellant, die oorspronkelijk uit Ghana komt. Appellant had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar deze werd opgezegd per 15 september 2009. Na de beëindiging van zijn dienstverband heeft hij een WW-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen op 11 december 2009, omdat appellant op de eerste werkloosheidsdag niet rechtmatig in Nederland verbleef. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft vervolgens een verblijfsvergunning aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 9 februari 2010 afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie. Het Uwv handhaafde zijn standpunt dat appellant op de eerste werkloosheidsdag niet rechtmatig in Nederland verbleef, en dat hij daarom geen recht had op een WW-uitkering. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft appellant enkel de grond aangevoerd dat het Uwv hem geen compensatie heeft geboden, ondanks dat hij geen recht op WW-uitkering had, terwijl er wel premies voor hem waren afgedragen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant erkent dat het bestreden besluit rechtmatig is volgens de Nederlandse regelgeving en dat er geen internationaal voorschrift is dat het Uwv zou verplichten tot het bieden van compensatie. De Raad heeft geoordeeld dat de grond van appellant niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.