ECLI:NL:CRVB:2013:995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op grond van verblijfsstatus en de gevolgen voor de kring van verzekerden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan een appellante die geen verblijfsvergunning had. De appellante, geboren in 1970 met de Chinese nationaliteit, kwam in 2006 naar Nederland en heeft sindsdien geen verblijfsvergunning verkregen. Haar aanvraag om kinderbijslag werd afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat zij niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanwege haar verblijfsstatus. De rechtbank Leeuwarden had het beroep van de appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de weigering van kinderbijslag aan de appellante op grond van haar verblijfsstatus niet in strijd is met het internationaal recht. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en de toetsingsmaatstaf van de Hoge Raad, die stelde dat het onderscheid naar nationaliteit en verblijfsstatus een legitiem doel dient en dat er een redelijke en proportionele verhouding bestaat tot dat doel. De Raad concludeerde dat de uitsluiting van de appellante van de verzekering voor de AKW gerechtvaardigd is, ook al heeft zij een langdurige band met Nederland opgebouwd.
De Raad oordeelde verder dat de argumenten van de appellante, waaronder haar beroep op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niet voldoende waren om de weigering van kinderbijslag te weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die een uitzondering op het koppelingsbeginsel rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en liet de beslissing van de Svb in stand.