ECLI:NL:CRVB:2013:992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van verblijfsstatus en de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellante, die geen verblijfsvergunning had. Appellante, geboren in 1967 met de Marokkaanse nationaliteit, had van 1995 tot oktober 2002 in Nederland gewoond, maar was daarna teruggekeerd naar Marokko. In 2005 keerde zij met haar kinderen terug naar Nederland, maar haar aanvragen voor een verblijfsvergunning werden afgewezen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) weigerde haar aanvraag om kinderbijslag, omdat zij niet verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) vanwege het ontbreken van een verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de uitsluiting van de verzekering voor de AKW op basis van verblijfsstatus gerechtvaardigd was, en dat er geen sprake was van een schending van het recht op gezinsleven onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad had eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat het onderscheid naar nationaliteit en verblijfsstatus een legitiem doel diende en dat de wetgever ruime beoordelingsvrijheid had op het gebied van sociale zekerheid. De Raad concludeerde dat de weigering van kinderbijslag aan appellante een objectieve en redelijke rechtvaardiging had, en dat er geen schrijnende omstandigheden waren die een uitzondering op het koppelingsbeginsel rechtvaardigden.