ECLI:NL:CRVB:2013:988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
11-7041 MAW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van mr. A. Beuker-Tilstra in hoger beroep tegen de minister van Defensie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelend rechter, mr. A. Beuker-Tilstra. Verzoeker, die in een hoger beroep tegen de minister van Defensie betrokken was, had op 13 juni 2013 verzocht om wraking van de rechter. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat mr. Beuker-Tilstra niet direct ter zitting had beslist op verzoeken om aanhouding en het horen van getuige S., wat volgens verzoeker een indicatie van vooringenomenheid zou zijn. De Raad heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken.

De Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat mr. Beuker-Tilstra niet direct ter zitting op de verzoeken heeft beslist, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De beslissing om niet direct te beslissen, werd gezien als een procedurele beslissing die niet als basis voor wraking kon dienen. De Raad benadrukte dat wraking niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen. Het eerdere verzoek om aanhouding dat wel was gehonoreerd, leidde ook niet tot een ander oordeel over de objectieve vrees voor vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen, waarbij de beslissing werd genomen door de voorzitter E.J.M. Heijs en de leden J. Brand en M. Greebe, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7041 MAW-W, 12/1008 MAW-W
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats]verzoeker)
PROCESVERLOOP
De minister van Defensie (minister) heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 oktober 2011, 11/4995, in het geding tussen verzoeker en de minister. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft de minister bij besluit van 18 januari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Het door verzoeker tegen dit besluit ingestelde beroep is bij de behandeling van het hoger beroep betrokken.
Verzoeker is uitgenodigd voor een behandeling ter zitting op 4 april 2013. De behandeling ter zitting is na een verzoek daartoe van verzoeker uitgesteld. Bij brief van 12 april 2013 is verzoeker uitgenodigd voor de behandeling van de zaak ter zitting van 13 juni 2013. Een nieuw verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting is door de Raad afgewezen.
Tijdens het onderzoek ter zitting op 13 juni 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. A. Beuker-Tilstra, waarna de zitting is geschorst.
Mr. Beuker-Tilstra heeft bij brief van 25 juni 2013 meegedeeld dat zij niet in de wraking berust en dat zij geen gebruik maakt van de gelegenheid te worden gehoord.
De behandeling van het verzoek is ter zitting van 4 juli 2013 aan de orde gesteld. Verzoeker is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens de zitting van 13 juni 2013 heeft hij opnieuw verzocht om de zaak aan te houden. Voor het geval dat niet zou worden toegewezen, heeft hij voorts verzocht om getuige S. te horen.
Mr. Beuker-Tilstra heeft over beide verzoeken ter zitting ten onrechte geen duidelijkheid verschaft. Dat klemt te meer nu een eerder verzoek om aanhouding, voorzien van dezelfde motivering, wel is gehonoreerd. Dat het tweede verzoek om uitstel niet is gehonoreerd, kon verzoeker nog respecteren indien hij het recht zou hebben getuige S. te horen. Omdat
mr. Beuker-Tilstra daarover geen duidelijkheid heeft gegeven, is er twee keer een gegronde reden om te wraken, nu kennelijk sprake is van vooringenomenheid.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Zoals uit het proces-verbaal van de zitting blijkt, heeft mr. Beuker-Tilstra ter zitting meegedeeld dat zij zich gaat beraden over de verzoeken om aanhouding en om het horen van getuige S. en dat verzoeker, afhankelijk van haar oordeel, een nader bericht over een aanhouding dan wel een uitspraak zal ontvangen. De beslissing om niet direct ter zitting maar eerst in raadkamer een besluit te nemen op deze verzoeken, is een procedurele beslissing van de behandelend rechter. Zoals de Raad al vaker heeft overwogen (CRvB 3 december 2010, LJN BO6452), is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kan een procedurele beslissing slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit die beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. De enkele omstandigheid dat mr. Beuker-Tilstra niet direct ter zitting op de verzoeken heeft beslist, vormt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep en het daarbij betrokken besluit ten opzichte van verzoeker vooringenomen is dan wel dat vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Dat een eerder verzoek om aanhouding wel is gehonoreerd, leidt niet tot een ander oordeel.
3.2. Uit 3.1 volgt dat het verzoek om mr. Beuker-Tilstra te wraken moet worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en J. Brand en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2013.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) G.J. van Gendt

TM