ECLI:NL:CRVB:2013:928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WGA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WGA-uitkering van appellant, die wegens psychische klachten uitgevallen was voor zijn werk als chauffeur. Appellant had aanvankelijk recht op een WGA-uitkering op basis van 58% arbeidsongeschiktheid, vastgesteld door het Uwv. Echter, na een heronderzoek concludeerde de verzekeringsarts dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van de uitkering per 27 juni 2010. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank Zutphen bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 13 april 2011, waartegen appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 mei 2013 werd appellant bijgestaan door zijn rechtshulpverlener. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat er sprake is van een somatoforme stoornis, in hoger beroep beoordeeld. De Raad concludeerde dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv voldoende gemotiveerd waren en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De Raad oordeelde dat de gezondheidstoestand van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen niet waren onderschat en dat de intrekking van de WGA-uitkering terecht was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 juli 2013.