ECLI:NL:CRVB:2013:927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die op 29 juni 2009 weer in staat werd geacht zijn arbeid te verrichten. Appellant, die eerder als taxichauffeur en facilitair medewerker werkte, had zich op 25 april 2008 ziek gemeld met griepklachten, vermoeidheidsklachten en gewrichtsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn uitkering op basis van rapporten van zowel de verzekeringsarts als de bezwaarverzekeringsarts, die beiden tot de conclusie kwamen dat appellant op de datum in geding in staat was om te werken. Appellant heeft geen medische informatie ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt dat hij niet kon werken.
De rechtbank Groningen had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar een rapport van neuroloog J.C. den Heijer. In hoger beroep herhaalde appellant zijn klachten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en overtuigend hadden gerapporteerd. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant in staat was zijn arbeid te verrichten, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant wordt gehandhaafd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.T. van den Corput als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2013.