Uitspraak
OVERWEGINGEN
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellante, [A. te B.], heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Sociale Dienst Bommelerwaard, die de kosten van bijstand van betrokkene, die een gezamenlijke huishouding met appellante voerde, terugvorderde. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en dat er een onderzoek was ingesteld naar de rechtmatigheid van deze bijstand, nadat er vermoedens waren gerezen dat betrokkene een seksinrichting exploiteerde. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat betrokkene en appellante een gezamenlijke huishouding voerden, wat niet was gemeld aan het dagelijks bestuur. De Raad oordeelde dat betrokkene in strijd met zijn inlichtingenverplichting had gehandeld door deze gezamenlijke huishouding niet te melden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de kosten van de bijstand terug te vorderen van appellante. De Raad vond geen aanleiding om af te wijken van de eerdere oordelen en concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juli 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.