ECLI:NL:CRVB:2013:825

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
12-2996 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die sinds 1996 een WAO-uitkering ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 2 februari 2010 besloten om de ZW-uitkering van appellante per 22 februari 2010 te beëindigen, omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 3 juli 2013 behandeld. Appellante stelde dat haar gezondheid was verslechterd door psychische klachten en een toename van pijnklachten, waardoor zij niet in staat zou zijn om de voorbeeldfuncties te vervullen. Het Uwv daarentegen betoogde dat de medische gegevens geen aanwijzingen gaven voor een toename van beperkingen ten opzichte van de situatie in 2005, toen haar arbeidsongeschiktheid op 15 tot 25% was vastgesteld.

De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had ingediend die haar stelling konden onderbouwen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het Uwv voldoende had aangetoond dat appellante op 22 februari 2010 in staat was om ten minste een van de voorbeeldfuncties te vervullen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/2996 ZW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 april 2012, 10/1184 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek ter zitting in een zaak met nummer 12/2997 WAO, plaatsgevonden op 22 mei 2013. Voor appellante is mr. Wolter verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer. In de zaak met nummer 12/2997 WAO wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1. Aan appellante is met ingang van 25 november 1996 een uitkering toegekend op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante verschillende malen opnieuw bepaald. Na een herbeoordeling in 2005 is haar mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 29 september 2005 vastgesteld op 15 tot 25%.
1.2. Vanuit de situatie dat appellante naast haar WAO-uitkering een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 10 oktober 2008 ziek gemeld met een toename van gewrichtsklachten en psychische klachten. Appellante is in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.3. Bij een besluit van 7 januari 2010 heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat van toegenomen arbeidsongeschiktheid van appellante sinds 10 oktober 2008 geen sprake is geweest, dan wel dat een toename van arbeidsongeschiktheid na 10 oktober 2008 geen vier weken heeft voortgeduurd. Volgens het Uwv is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante onveranderd 15 tot 25%.
1.4. Appellante is op 2 februari 2010 door een verzekeringsarts onderzocht. De verzekeringsarts heeft bij dit onderzoek vastgesteld dat de medische toestand van appellante niet leidt tot een ander oordeel over de belastbaarheid van appellante dan ten grondslag ligt aan de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die is opgesteld bij de herbeoordeling in 2005. Volgens de verzekeringsarts kon appellante met ingang van 22 februari 2010 weer in staat worden geacht om de functies te verrichten waarop de schatting per 29 september 2005 is gebaseerd (voorbeeldfuncties). Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het Uwv de ZW-uitkering van appellante met ingang van 22 februari 2010 beëindigd.
1.5. Appellante heeft tegen het besluit van 2 februari 2010 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 25 maart 2010 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en zijn besluit van 2 februari 2010 gehandhaafd.
2.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in haar opvatting dat uit het enkele feit dat zij van 10 oktober 2008 tot 22 februari 2010 een ZW-uitkering heeft ontvangen, volgt dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Voor een toename van de beperkingen van appellante op en na
10 oktober 2010 heeft de rechtbank in de voorhanden medische gegevens geen aanknopingspunten kunnen vinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit een deugdelijke medische grondslag heeft en dat het Uwv terecht ervan is uitgegaan dat appellante op 22 februari 2010 in staat was om ten minste een van de voorbeeldfuncties te vervullen. Het Uwv heeft volgens de rechtbank terecht en op goede gronden besloten om appellante met ingang van 22 februari 2010 geen verdere ZW-uitkering te verstrekken.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep haar, ook al in beroep opgeworpen, stelling herhaald dat zij vanwege een verslechtering van haar gezondheid als gevolg van oplevende psychische klachten en een wijder verspreid raken van haar pijnklachten, op 22 februari 2010 minder belastbaar was dan in 2005 en niet in staat was om de voorbeeldfuncties te vervullen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader en de richtinggevende rechtspraak wordt verwezen naar de overwegingen 2 en 5 van de aangevallen uitspraak.
4.2.
In zijn uitspraak van heden in de zaak met nummer 12/2997 WAO heeft de Raad de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat het Uwv met rapportages van haar verzekeringsartsen, en met de nadere toelichting van de bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg ter zitting van de rechtbank op 7 maart 2012, voldoende heeft onderbouwd dat voor appellante op 10 oktober 2008 geen andere beperkingen golden voor het verrichten van arbeid dan zijn neergelegd in de FML van 11 juli 2005.
4.3.
Appellante heeft in beroep noch in hoger beroep medische gegevens ingebracht waaruit blijkt dat haar medische toestand op 22 februari 2010 zodanig was dat zij verdergaande beperkingen had voor het verrichten van arbeid en niet langer in staat kon worden geacht ten minste een van de voorbeeldfuncties te vervullen. De behandeling door PuntP bestond in februari 2010 uit relatietherapie en uit de brief van een stafarts revalidatie van het Jan van Breemeninstituut van 12 november 2008 aan de huisarts van appellante blijkt dat het bestaan van het zogenoemde widespread pijnsyndroom al in 2007 was onderkend. Bij de beoordeling van de beperkingen van appellante op 10 oktober 2008 heeft het Uwv deze gegevens betrokken.
4.4.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat ten opzichte van de situatie op
10 oktober 2008 bij appellante op 22 februari 2010 niet meer beperkingen hoefden te worden aangenomen. Daaruit volgt dat appellante ook op 22 februari 2010 in staat kon worden geacht ten minste een van de voorbeeldfuncties te vervullen.
4.5.
Op grond van 4.2 tot en met 4.4 is de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en M. Greebe en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) H.J. Dekker

NW