ECLI:NL:CRVB:2013:821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag en re-integratieverplichtingen in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Haarlem. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die hem een loongerelateerde WGA-uitkering hadden toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van de bestreden besluiten deugdelijk was en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te twijfelen.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat zijn beperkingen ernstig waren onderschat, opnieuw beoordeeld. Appellant had rapporten ingediend van medisch adviseur dr. G.M.A. Clauwaert, waarin werd betoogd dat zijn belastbaarheid in 2010 gelijk was aan die in 2013. De bezwaarverzekeringsarts R.J. van Pinxteren had echter overtuigend gemotiveerd waarom de conclusies van Clauwaert niet tot een andere beoordeling leidden. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de medische rapportages zorgvuldig waren en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die aanleiding gaven om de belastbaarheid van appellant aan te passen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen grond voor was. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.