ECLI:NL:CRVB:2013:722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen bijstand op grond van onvoldoende bewijs van bijstandsbehoefte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellant ontving sinds 27 juli 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar zijn bijstand werd per 31 december 2008 ingetrokken omdat hij niet reageerde op oproepen van de gemeente. Na een nieuwe aanvraag op 23 oktober 2009, werd deze afgewezen op 21 december 2009, omdat appellant niet kon aantonen dat hij in de periode van 1 januari 2009 tot 23 oktober 2009 in Portugal verbleef en daar door een vriend werd onderhouden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk in Portugal verbleef en dat de rechtbank ten onrechte zijn bewijsstukken niet heeft geaccepteerd. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant onvoldoende deugdelijke en verifieerbare bewijsstukken heeft overgelegd om zijn financiële situatie en bijstandsbehoefte aan te tonen. De Raad heeft vastgesteld dat de kasstortingen op zijn bankrekening niet verklaren hoe appellant in zijn levensonderhoud heeft voorzien, aangezien het bedrag lager is dan zijn huurbetalingen. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 25 juni 2013.