ECLI:NL:CRVB:2013:708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die zich op 14 juni 2010 had gemeld met een toename van haar arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had eerder, op 2 maart 2011, geweigerd om appellante een WAO-uitkering toe te kennen, omdat er volgens hen geen sprake was van vier weken onafgebroken toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek zorgvuldig was verricht en vond geen aanknopingspunten om de medische beoordeling te betwisten.
Appellante herhaalde in hoger beroep haar standpunt dat haar beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv is aangenomen. Ze verwees naar een toename in medicijngebruik en naar verklaringen van haar familie en haar psychiater. De Raad voor de Rechtspraak komt tot dezelfde conclusie als de rechtbank en bevestigt dat er geen nieuwe, onderbouwde gegevens zijn die de eerdere beoordeling van het Uwv kunnen weerleggen. De rapportage van psychiater Gerards bevestigt de eerdere diagnose en er zijn geen wezenlijke wijzigingen in de psychische situatie van appellante vastgesteld. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.T. van den Corput als voorzitter en J.S. van der Kolk en F.J.L. Pennings als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 26 juni 2013, waarbij ook griffier H.J. Dekker aanwezig was. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.