ECLI:NL:CRVB:2013:2950

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
11-6943 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vervallenverklaring van eerdere uitspraak inzake Wuv na schending procedurevoorschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2013 uitspraak gedaan over de gedeeltelijke vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van 4 juli 2013. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 2 september 2011 inzake de Wet uitkeringen volksverzekeringen (Wuv). De Raad heeft vastgesteld dat bij de totstandkoming van de uitspraak van 4 juli 2013 fundamentele beginselen van procesrecht zijn geschonden. Dit leidde tot de beslissing om de eerdere uitspraak gedeeltelijk te vervallen te verklaren. De Raad heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op deze gedeeltelijke vervallenverklaring, waarop zij ook hebben gereageerd.

In de eerdere uitspraak van 4 juli 2013 werd het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv gegrond verklaard, en het besluit werd vernietigd. Tevens werd het bezwaar tegen een eerder besluit van 3 maart 2010 inzake de Wuv niet-ontvankelijk verklaard. De Raad had echter later ontdekt dat appellant wel degelijk binnen de bezwaartermijn bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van 3 maart 2010. Dit leidde tot de conclusie dat verweerder in strijd met de Algemene wet bestuursrecht niet alle relevante stukken had overgelegd aan de Raad, wat een schending van een fundamenteel beginsel van het bestuursprocesrecht inhoudt.

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom besloten dat de uitspraak van 4 juli 2013, voor zover deze betrekking had op het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv, vervalt. Het beroep zal door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld. De Raad heeft ook besloten dat de veroordeling in de proceskosten in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2013.

Uitspraak

11/6943 WUV, 11/6944 WUBO
Datum uitspraak: 19 december 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot (gedeeltelijke) vervallenverklaring van de uitspraak van de Raad van 4 juli 2013, 11/6943 WUV e.v.
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], België (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft vastgesteld dat bij de totstandkoming van de uitspraak van 4 juli 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:862) een of meer fundamentele beginselen van procesrecht zijn geschonden.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een gedeeltelijke vervallenverklaring van de uitspraak.
Beide partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.

OVERWEGINGEN

1.1. De Raad heeft bij de uitspraak van 4 juli 2013:
- het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wubo ongegrond verklaard;
- het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv gegrond verklaard en dat
besluit vernietigd;
- het bezwaar tegen het besluit van 3 maart 2010 inzake de Wuv niet-ontvankelijk verklaard
en bepaald dat de uitspraak van 4 juli 2013 in de plaats treedt van het vernietigde besluit van
2 september 2011 inzake de Wuv;
- bepaald dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht vergoedt; en
- verweerder veroordeeld in de (proces)kosten van appellant.
1.2. Aan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 3 maart 2010 inzake de Wuv heeft de Raad ten grondslag gelegd dat appellant niet binnen de bezwaartermijn (afzonderlijk) bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 3 maart 2010 inzake de Wuv. In de namens appellant aangevoerde omstandigheden heeft de Raad geen aanleiding gezien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2.
Na het doen van de uitspraak van 4 juli 2013 is de Raad gebleken dat appellant wel degelijk binnen de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 3 maart 2010 inzake de Wuv. Verweerder heeft het (inleidende) bezwaarschrift waaruit zulks blijkt alsnog ter kennis van de Raad gebracht. Hieruit volgt dat verweerder in strijd met artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht eerder niet alle op deze zaak - het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv - betrekking hebbende stukken aan de Raad heeft toegezonden. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 19 september 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD4639) is het een fundamenteel beginsel van het bestuursprocesrecht dat de justitiabele in beginsel over alle stukken kan beschikken welke met betrekking tot zijn zaak onder het bestuursorgaan berusten. Dit beginsel is hier geschonden.
3.
Nu bij de totstandkoming van de uitspraak van 4 juli 2013 een fundamenteel procedurevoorschrift is geschonden bestaat er aanleiding die uitspraak, voor zover daarbij is beslist op het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv, op de na te melden wijze vervallen te verklaren.
4.
Na de gedeeltelijke vervallenverklaring van de uitspraak van 4 juli 2013 zal het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv, 11/6943 WUV, door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld.
5.
Gelet op hetgeen onder 2 is overwogen, bestaat er aanleiding de bij de uitspraak van 4 juli 2013 uitgesproken veroordeling in de (proces)kosten in stand te laten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zijn uitspraak van 4 juli 2013, 11/6943 WUV e.v., vervallen, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv gegrond is verklaard en dat besluit is vernietigd, het bezwaar tegen het besluit van
3 maart 2010 inzake de Wuv niet-ontvankelijk is verklaard en is bepaald dat de uitspraak van 4 juli 2013 in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 2 september 2011 inzake de Wuv, en is bepaald dat verweerder aan appellant het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en
G.F. Walgemoed als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.T.P. Pot

HD