In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een geschil tussen een appellant en de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de toekenning van een indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak op 3 juli 2013 geconstateerd dat er een gebrek was in de besluitvorming van CIZ, wat leidde tot een nieuw besluit op 17 september 2013. Dit nieuwe besluit was gebaseerd op aanvullend medisch onderzoek naar de psychiatrische aandoening van de appellant.
De Raad oordeelt dat CIZ het gebrek heeft hersteld door voldoende onderzoek te doen naar de beperkingen van de appellant als gevolg van zijn psychiatrische aandoening. In het nieuwe besluit is gemotiveerd dat de appellant, ondanks zijn aandoening, niet in aanmerking komt voor de aangevraagde indicatie voor zorg. De appellant heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen dit nieuwe besluit, waardoor het beroep ongegrond wordt verklaard.
De Raad heeft ook overwogen dat de redelijke termijn in de procedure niet is overschreden, aangezien de totale duur van de procedure niet langer dan vier jaar is geweest. Daarnaast heeft de Raad CIZ veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.652,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige besluitvorming door CIZ en de noodzaak om tijdig en adequaat te reageren op de bezwaren van appellanten.