Uitspraak
OVERWEGINGEN
4 december 2005 herzien. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 3 april 2006 is een bedrag van € 7.042,26 aan volgens het Uwv over die periode onverschuldigd betaalde uitkering van appellant teruggevorderd. Bij besluit van 10 juli 2006 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 3 april 2006 ongegrond verklaard. Appellant heeft tegen het besluit van 10 juli 2006 beroep ingesteld en bij uitspraak van 11 januari 2007 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde hoger beroep heeft de Raad bij uitspraak van 29 april 2009 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
24 februari 2010, met als bijlage een (aangevulde) pleitaantekening van appellant van
13 februari 2009 tegen het herzieningsbesluit en het terugvorderingsbesluit, is door de gemeente Rotterdam doorgezonden aan het Uwv. Het Uwv heeft daaruit afgeleid dat appellant het nog steeds niet eens is met die besluiten, de e-mail als een herzieningsverzoek aangemerkt en de zogenoemde Toetsingscommissie ZZP om advies verzocht. Overeenkomstig het advies van deze commissie heeft het Uwv bij besluit van 22 december 2010 geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om terug te komen van het herzieningsbesluit van 30 maart 2006. In verband met een geconstateerde berekeningsfout is vastgesteld dat appellant over twee perioden te weinig uitkering heeft ontvangen. In verband daarmee heeft het Uwv het van appellant terug te vorderen bedrag nader vastgesteld op € 5.551,04. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 juni 2011;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 22 juni 2011 geheel in stand blijven;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,- vergoedt.