In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Alkmaar. De appellant, die een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet (WW), had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering had gekort wegens het niet voldoen aan de sollicitatieplicht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat het bestreden besluit berustte op een onjuiste wettelijke grondslag. De Raad stelde vast dat appellant in de periode van 29 september 2011 tot 5 december 2011 niet had voldaan aan de verplichting om wekelijks te solliciteren, zoals vastgelegd in zijn werkplan. Appellant had weliswaar verklaard te hebben gesolliciteerd, maar de overgelegde verklaringen waren onvoldoende concreet en verifieerbaar. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 20 februari 2012, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 944,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de sollicitatieplicht en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor de uitkering.