ECLI:NL:CRVB:2013:2736
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dagloonregels voor werknemersverzekeringen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak betreft de dagloonvaststelling van een betrokkene die een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontving. De betrokkene had eerder een WW-uitkering ontvangen en was in loondienst geweest bij de Hogeschool Rotterdam. Na een periode van werkloosheid trad hij in dienst bij het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), waar hij zich ziek meldde. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had de ZW-uitkering vastgesteld op basis van een dagloon van € 98,49, berekend door het loon in de referteperiode te delen door 261. De rechtbank had deze beslissing vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de uitleg van de dagloonregels door het UWV correct was. De Raad benadrukte dat het begrip 'starter/herintreder' restrictief moet worden uitgelegd en dat de bijzondere regeling uit artikel 6 van het Besluit dagloonregels niet van toepassing was op de betrokkene. De Raad concludeerde dat de betrokkene in de referteperiode als werknemer moest worden beschouwd, ondanks dat hij in de eerste maand van de referteperiode geen dienstbetrekking had. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard.