ECLI:NL:CRVB:2013:2722

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
11-4544 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van procesbelang na overlijden appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats]. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 juni 2011. Tijdens de procedure is gebleken dat de appellant op 12 februari 2012 is overleden. De advocaat van de appellant, mr. M.J.R. Roethof, heeft tevergeefs geprobeerd om erfgenamen van de appellant te traceren. Dit heeft geleid tot een verzoek om de zitting te schorsen en een oproep te plaatsen in de Staatscourant, wat ook is gebeurd. Op 30 oktober 2013 is de zaak opnieuw behandeld, maar het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in het geding kunnen opvolgen. Ondanks de oproep in de Staatscourant heeft zich geen belanghebbende gemeld die als partij aan het geding wilde deelnemen. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen. De Raad heeft daarom besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en A.J. Schaap als leden. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, waarbij M.P. Ketting als griffier aanwezig was. Deze uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van overlijden van een appellant voor de voortzetting van een procedure.

Uitspraak

11/4544 WMO
Datum uitspraak: 20 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 juni 2011, 11/1546 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [betrokkene] in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.R. van Laar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2013. Voor appellant is verschenen mr. M.J.R. Roethof, voor het college mr. M.A. de Ronde.
Ter zitting is aan de orde gesteld dat appellant op 12 februari 2012 is overleden en dat
mr. Roethof tevergeefs heeft geprobeerd om erven te traceren. Verzocht is om de zitting te schorsen en een oproep te plaatsen in de Staatscourant. Het onderzoek ter zitting is gesloten en het vooronderzoek heropend.
Vervolgens is, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant mededeling gedaan van de behandeling van de zaak op de zitting van
30 oktober 2013. Voor appellant is op 30 oktober 2013 mr. Van Laar verschenen. Het college heeft zich - met schriftelijke kennisgeving - niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De indiener van het hoger beroep, appellant, is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) M.P. Ketting

TM