ECLI:NL:CRVB:2013:2631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor vergoeding van eigen bijdragen in rechtsbijstandkosten
In deze zaak heeft appellante op 18 mei 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter vergoeding van eigen bijdragen in de kosten van rechtsbijstand in zeven gerechtelijke procedures, alsook voor het griffierecht. De toevoegingen voor deze procedures zijn verleend tussen 28 februari 2009 en 24 september 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft de aanvraag op 11 augustus 2011 afgewezen, en dit besluit werd op 18 augustus 2011 in het bestreden besluit bevestigd. Het college stelde dat appellante de benodigde documenten niet tijdig had ingediend, in strijd met de gemeentelijke beleidsregels.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar medische situatie en de daaruit voortvloeiende hoge kosten haar in de weg stonden om tijdig een aanvraag in te dienen. Tevens stelde zij dat het college haar onvoldoende had voorgelicht over de aanvraagprocedure voor bijzondere bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kosten waarvoor appellante vergoeding vroeg, waren ontstaan vóór de aanvraagdatum, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regel dat geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten vóór de aanvraagdatum rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om tijdig een aanvraag in te dienen, ongeacht haar medische situatie. De Raad bevestigde dat het college zijn beleid consistent had toegepast en dat de termijn van twee weken voor het indienen van aanvragen niet onredelijk was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.