Uitspraak
22 november 2011, 10/1825 en 10/2546 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de plaatsing en benoeming van een ambtenaar bij de Belastingdienst na een reorganisatie. De betrokkene, die werkzaam was als medewerker bij de FIOD, heeft een aanbod van de Staatssecretaris van Financiën om zijn functie in [plaatsnaam 2] voort te zetten, afgewezen. De Staatssecretaris heeft daarop de betrokkene een functie toebedeeld in zijn eigen standplaats [plaatsnaam 1] bij de Belastingdienst. De betrokkene was op grond van artikel 57, tweede lid, aanhef en onder a, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) verplicht deze passende functie te aanvaarden. De rechtbank heeft eerder de bestreden besluiten van de Staatssecretaris vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank dit ten onrechte heeft gedaan. De Raad stelt vast dat er geen sprake was van overtolligheid, aangezien de betrokkene zijn functie kon blijven uitoefenen. De Raad concludeert dat de betrokkene niet als herplaatsingskandidaat had moeten worden aangemerkt en dat de afwijzing van zijn verzoek om faciliteiten terecht was. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de beroepen tegen de besluiten van de Staatssecretaris worden ongegrond verklaard.