ECLI:NL:CRVB:2013:2489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens hoofdverblijf buiten de gemeente ’s-Hertogenbosch
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en later een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ), had zijn hoofdverblijf buiten de gemeente ’s-Hertogenbosch zonder dit aan het college te melden. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bedragen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat de appellant en zijn gezin buiten de gemeente woonden, onder andere door verklaringen van buurtbewoners en bevindingen van de sociale recherche. De Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij zich met autohandel bezighield. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en de terugvordering had ingesteld. De argumenten van de appellant, waaronder dat de verklaringen van getuigen niet relevant waren, werden verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ontvangen bedragen rechtmatig waren, gezien de omstandigheden van de zaak en de beschikbare bewijsstukken.