ECLI:NL:CRVB:2013:2483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van werkzaamheden verricht voor een bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant ontving sinds 10 juli 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de gemeente 's-Gravenhage een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan de appellant. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat de appellant in de periode van 10 juli 2007 tot en met 20 december 2010 werkzaamheden verrichtte voor een bedrijf, waarvoor hij geen inlichtingen had verstrekt aan het college. Het college heeft daarop besloten de bijstand van de appellant te herzien en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een terugvordering van € 46.652,08.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de onderzoeksbevindingen van het college als toereikend beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op verschillende momenten in het bedrijf is waargenomen en dat hij werkzaamheden verrichtte, zoals het leegmaken van containers en schoonmaakwerkzaamheden. De verklaringen van de leiding van het bedrijf ondersteunden deze bevindingen. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door het college niet op de hoogte te stellen van zijn werkzaamheden.
De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien en de terugvordering te effectueren. Het hoger beroep van de appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.