ECLI:NL:CRVB:2013:2406
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 maart 2012, waarin het beroep van verzoeker tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 22 september 2011 ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere uitspraak van 28 november 2012, 12/2478 WAO, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het onderzoek heropend om te oordelen over het verzoek van verzoeker om schadevergoeding wegens mogelijke overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat er van 23 oktober 2007 tot 21 maart 2012 meer dan vier jaar is verstreken, wat de redelijke termijn overschrijdt. De Raad heeft geoordeeld dat een deel van de vertraging niet aan verzoeker kan worden toegerekend, aangezien het Uwv aanvankelijk een ondeugdelijke medische grondslag hanteerde en de rechtbank een langere behandelingsduur had dan gerechtvaardigd.
De Staat en het Uwv hebben beide een schadevergoeding van € 500,- aan verzoeker aangeboden ter compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft deze voorstellen geaccepteerd en de Staat en het Uwv veroordeeld tot betaling van elk € 500,- aan verzoeker. Daarnaast zijn de proceskosten van verzoeker, begroot op € 472,-, ook voor de helft door de Staat en het Uwv te betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 6 november 2013.