ECLI:NL:CRVB:2013:2158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-uitkering na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen. Het Uwv stelde dat appellant in staat was om te werken en meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen redenen waren om de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te betwijfelen.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de beoordeling van zijn aanvraag onterecht was beperkt tot de vraag of hij aansluitend aan zijn 17e verjaardag arbeidsongeschikt was. Hij stelde dat hij na zijn 17e jaar als gevolg van een depersonalisatiestoornis niet in staat was om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. De Raad oordeelde dat het Uwv de aanvraag correct had beoordeeld op basis van de geldende wetgeving en dat er geen nieuwe informatie was die tot een ander oordeel zou leiden. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen en de noodzaak voor appellanten om relevante informatie tijdig aan te leveren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet succesvol was.