ECLI:NL:CRVB:2013:2075
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze toe te kennen. Het Uwv stelde dat appellante niet arbeidsongeschikt was wegens dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor zij eerder 104 weken arbeidsongeschikt was geweest. Daarnaast werd vastgesteld dat appellante per 27 december 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor er geen recht op een WIA-uitkering zou zijn ontstaan.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beperkingen van appellante correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens ingebracht die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel en concludeerde dat de door het Uwv vastgestelde functies geschikt waren voor appellante.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen voor nader psychiatrisch onderzoek, aangezien appellante geen objectieve medische gegevens had overgelegd die twijfels konden doen rijzen over de vastgestelde beperkingen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.