ECLI:NL:CRVB:2013:1995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellante, die als assistent bode werkte, had zich op 16 juli 2007 ziek gemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante.
In hoger beroep voerde appellante aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar fibromyalgie, die in 2008 was vastgesteld. Ze stelde zich volledig arbeidsongeschikt te achten en vroeg om een deskundige om haar arbeidsongeschiktheid per 8 juli 2010 te beoordelen. De Raad oordeelde dat het Uwv de gegevens over de fibromyalgie al had meegenomen in de eerdere beoordeling en dat de recent vastgestelde arbeidsongeschiktheid per 14 januari 2011 geen invloed had op de beoordeling van de situatie per 8 juli 2010.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.T. van den Corput als voorzitter, en de leden J.S. van der Kolk en A.I. van der Kris, in aanwezigheid van griffier I.J. Penning.