ECLI:NL:CRVB:2013:1917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bijstand wegens onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de verlaging van de bijstandsuitkering van appellante met 50% in twee periodes. De verlaging vond plaats omdat appellante onvoldoende meewerkte aan een onderzoek naar haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en aan haar arbeidsinschakeling zelf. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. Appellante had in hoger beroep enkel de eerder in bezwaar en beroep naar voren gebrachte gronden herhaald zonder nieuwe argumenten aan te voeren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante was van 1 oktober 2010 tot 1 april 2011 werkzaam als facilitair medewerkster en ontving vanaf 1 april 2011 een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen had vastgesteld dat appellante per 1 oktober 2011 arbeidsgeschikt was. Appellante ontving vanaf 6 oktober 2011 bijstand en was verplicht om mee te werken aan haar arbeidsinschakeling. Ondanks afspraken om deel te nemen aan een WAA-traject, is appellante op meerdere momenten niet verschenen en heeft zij zich niet correct afgemeld. Dit leidde tot de verlaging van haar bijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft betwist dat zij op de relevante data niet is verschenen en dat er geen medische gronden zijn aangetoond die haar deelname aan het WAA-traject zouden hebben belemmerd. De rechtbank heeft uitvoerig gemotiveerd dat het college van burgemeester en wethouders van Venlo terecht een maatregel heeft opgelegd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond.