ECLI:NL:CRVB:2013:1904

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
11-7517 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na ziekte en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellant, die in Duitsland als boekhouder en personeelsfunctionaris werkte, zich op 24 juli 2008 ziek gemeld. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vernietigd, heeft het Uwv op 21 januari 2011 vastgesteld dat appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA had, omdat hij per 22 juli 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 13 april 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de relevante medische informatie voldoende had betrokken bij het opstellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

In hoger beroep betoogde appellant dat zijn beperkingen, voortvloeiend uit de diagnose van de stoornis van Asperger, waren onderschat en dat hij met deze stoornis geen werkzaamheden in loondienst kon volhouden. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en voegde daaraan toe dat er geen steun werd gevonden in het psychiatrische rapport voor de stelling van appellant. De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts de diagnose van Asperger had betrokken bij het vaststellen van de beperkingen en dat er geen nieuwe gegevens waren ingediend die het standpunt van de rechtbank konden ondermijnen.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.

Uitspraak

11/7517 WIA
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 december 2011, 11/2431 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Duitsland, (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2013. Appellant is verschenen. Namens het Uwv is verschenen drs. R. Spanjer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, die laatstelijk in Duitsland als boekhouder en personeelsfunctionaris heeft gewerkt, heeft zich op 24 juli 2008 ziek gemeld.
1.2. Na vernietiging door de rechtbank van een eerder besluit van het Uwv waarbij was geweigerd hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, heeft het Uwv bij besluit van 21 januari 2011 vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan, omdat hij met ingang van 22 juli 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 13 april 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts bij het vaststellen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 maart 2011 onder meer beperkingen heeft opgenomen op de onderdelen van persoonlijk en sociaal functioneren, waarmee niet gezegd kan worden dat de bezwaarverzekeringsarts de overwegingen en conclusies van het door psychiater prof. dr. A.H. Schene en psychiater i.o. R.A. van Grieken van 23 augustus 2010 niet voldoende in de beoordeling heeft betrokken. Ook uit de overige beschikbare medische informatie is de rechtbank niet gebleken dat appellant meer beperkt moet worden geacht dan in de FML van 29 maart 2011 is vastgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berust en voorts geoordeeld dat er geen aanleiding is de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
3.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat in de FML zijn beperkingen, voortvloeiend uit de stoornis van Asperger, zijn onderschat en dat gebleken is dat hij met die stoornis werkzaamheden in loondienst niet kan volhouden.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt daaraan toe dat in het psychiatrische rapport van
23 augustus 2010 geen steun wordt gevonden voor de stelling van appellant dat hij met de
- niet ter discussie staande - diagnose stoornis van Asperger niet in loondienst zou kunnen werken. Uit met name het rapport van bezwaarverzekeringsarts K. Corten van 29 maart 2011 blijkt dat genoemd psychiatrisch rapport door haar is betrokken bij het bepalen van de voor appellant bij het duiden van arbeid in aanmerking te nemen beperkingen. Nu geen andersluidende gegevens zijn ingebracht, ziet de Raad, evenals de rechtbank, geen aanleiding dat standpunt onjuist te achten.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.S. van der Kolk en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) M.P. Ketting

HD