ECLI:NL:CRVB:2013:1902

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
11-6641 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en ingezetenschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Wajong-uitkering aan betrokkene, die op zijn zeventiende verjaardag geen ingezetene van Nederland was. Betrokkene, geboren op 1 januari 1960, heeft op zestienjarige leeftijd hersenletsel opgelopen en is in 1994 vanuit Turkije naar Nederland gekomen. Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had eerder geweigerd om betrokkene een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat hij op zijn zeventiende verjaardag geen Nederlands ingezetene was. Dit besluit werd in eerste instantie door de rechtbank Arnhem bevestigd, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag van betrokkene ook als een verzoek om ondersteuning op grond van de Wet Wajong moest worden beschouwd, gezien de wijziging van het recht.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er geen wijziging is gekomen in het begrip ingezetene met de overgang van de Wajong naar de Wet Wajong. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat zowel onder de Wajong als onder de Wet Wajong het feit dat betrokkene op zijn zeventiende verjaardag geen ingezetene was, aan de toekenning van een uitkering in de weg staat. De Raad concludeert dat, hoewel het recht per 1 januari 2010 is gewijzigd, dit geen relevante wijziging voor betrokkene met zich meebracht. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter en J.S. van der Kolk en A.I. van der Kris als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013, waarbij M.P. Ketting als griffier aanwezig was. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/6641 WAJONG
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
6 oktober 2011, 11/1481 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend.
Betrokkene heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2013. Namens appellant is verschenen mr. P.J. Reith. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. B. Anik, advocaat. Als tolk was aanwezig M. Cordes.

OVERWEGINGEN

1.1. Betrokkene, geboren op 1 januari 1960, heeft op zestienjarige leeftijd een steen op zijn hoofd gekregen, als gevolg waarvan hij hersenletsel heeft opgelopen en een spastische parese heeft. In 1994 is appellant op vierendertigjarige leeftijd vanuit Turkije naar Nederland gekomen.
1.2. Bij besluit van 28 augustus 2008 heeft appellant geweigerd betrokkene een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen, omdat betrokkene op zijn zeventiende verjaardag geen Nederlands ingezetene was.
1.3. Op 26 november 2010 heeft betrokkene een formulier “Aanvraag Wajong” ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft appellant bij besluit van 7 december 2010, onder toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, geweigerd terug te komen van zijn besluit van 28 augustus 2008. Bij besluit van 21 maart 2011 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 7 december 2010 ongegrond verklaard. Appellant heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat, indien na een afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Betrokkene heeft dit niet gedaan.
2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant kan worden gevolgd voor zover de aanvraag van 26 november 2010 moet worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het besluit van 28 augustus 2008. Naar het oordeel van de rechtbank had de aanvraag van
26 november 2010 echter (tevens) moeten worden aangemerkt als een verzoek om ondersteuning/uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het voor de aanvraag relevante recht is gewijzigd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover appellant daarbij geen inhoudelijke beoordeling heeft verricht naar aanleiding van de aanvraag van 26 november 2010.
3.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat met de overgang van de Wajong naar de Wet Wajong geen wijziging is gekomen in het begrip ingezetene en dat het ook bij toepassing van de Wet Wajong net als bij de Wajong zo is dat de jonggehandicapte op zijn zeventiende verjaardag ingezetene moet zijn geweest.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Naar appellant in hoger beroep met juistheid heeft aangevoerd, staat zowel onder de Wajong als onder de Wet Wajong het feit dat betrokkene op zijn zeventiende verjaardag geen ingezetene was aan uitkering/ondersteuning in de weg. Gelet hierop stelt de Raad vast dat het recht met ingang van 1 januari 2010 weliswaar is gewijzigd, maar dat er, anders dan door de rechtbank geoordeeld, geen sprake is van een voor betrokkene relevante wijziging.
4.2.
Hetgeen in 4.1 is overwogen, leidt tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient vernietigd te worden en het beroep tegen het bestreden besluit dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.S. van der Kolk en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) M.P. Ketting

HD