ECLI:NL:CRVB:2013:1820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging vrijstelling arbeidsverplichtingen op basis van GGD-advies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant was ontheven van een aantal arbeidsverplichtingen vanwege zijn gezondheidstoestand. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft, op basis van een GGD-advies, de vrijstelling van de arbeidsverplichtingen van de appellant beëindigd. De GGD concludeerde dat de appellant duurzaam benutbare arbeidsmogelijkheden heeft en in staat is om loonvormende arbeid te verrichten, mits rekening wordt gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 september 2013 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat het GGD-advies voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid. De appellant voerde aan dat het college het bestreden besluit niet op het GGD-advies had mogen baseren, omdat dit advies onzorgvuldig was voorbereid. De Raad oordeelde echter dat het GGD-advies op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen, met inachtneming van relevante medische gegevens en deskundigheid. De Raad concludeerde dat de beroepsgronden van de appellant niet slagen en dat het hoger beroep niet kan slagen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.A. Kooijman als voorzitter en A.M. Overbeeke en F. Hoogendijk als leden, in aanwezigheid van griffier V.C. Hartkamp. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.