ECLI:NL:CRVB:2013:1806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.Th. Wolleswinkel
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding op grond van het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten na ontslag
In deze zaak heeft betrokkene, die sinds 1969 werkzaam was bij het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verzocht om een vergoeding op basis van het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten, naar aanleiding van een ontslagbesluit dat in rechte onaantastbaar was geworden. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden heeft dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat het ontslagbesluit strikt persoonlijk was en geen breder algemeen belang diende. De rechtbank Utrecht heeft het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 september 2013 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het college het verzoek van betrokkene terecht had afgewezen. Het beginsel van 'égalité devant les charges publiques' houdt in dat bestuursorganen verplicht zijn tot compensatie van onevenredige schade die voortvloeit uit hun optreden in het openbaar belang. In dit geval was het ontslagbesluit echter een individueel geval en had het geen betrekking op een breder publiek belang. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte het beroep van betrokkene gegrond had verklaard en het bestreden besluit had vernietigd.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank en het ongegrond verklaren van het beroep van betrokkene. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met B.J. van de Griend als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en C.H. Bangma als leden, in aanwezigheid van griffier T.A. Meijering.