ECLI:NL:CRVB:2013:1778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en terugvordering door het Uwv na arbeidsurenverlies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WW-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na het intreden van arbeidsurenverlies. Appellant ontving sinds 1 september 2003 een WW-uitkering, die was berekend op basis van een gemiddeld arbeidsurenverlies van 36,62 uur per week. Het Uwv had appellant een vrijlating van 10 uur per week toegekend, omdat hij sinds 1 januari 1996 nevenwerkzaamheden als zelfstandige verrichtte. Na onderzoek door het Uwv, naar aanleiding van informatie van de Belastingdienst, werd vastgesteld dat appellant zijn gewerkte uren niet correct had opgegeven. Dit leidde tot de conclusie dat appellant met ingang van 1 september 2003 geen recht meer had op de WW-uitkering, omdat hij als zelfstandige meer dan 60 uur per week werkte.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond. Appellant ging in hoger beroep. Het Uwv had in een nieuw besluit, na herbeoordeling, de herziening van de WW-uitkering en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen opnieuw vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de herziening van de WW-uitkering terecht had doorgevoerd en dat de terugvordering van € 85.263,78 gerechtvaardigd was. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet alle gewerkte uren op te geven, en dat het Uwv op basis van de beschikbare gegevens een aanvaardbare schatting had gemaakt van de omvang van de werkzaamheden van appellant als zelfstandige.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze het beroep ongegrond had verklaard en verklaarde het beroep tegen de besluiten van het Uwv gegrond, met uitzondering van het besluit van 5 maart 2012. De Raad wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af, maar veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 472,-.