ECLI:NL:CRVB:2013:1702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding zonder mededeling aan het college
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de veronderstelling dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden zonder dit te melden aan het college. Appellante ontving sinds 1 juli 2004 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, terwijl appellant sinds 28 februari 2008 op een ander adres stond ingeschreven. De gemeente De Ronde Venen heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij getuigen zijn gehoord en waarnemingen zijn verricht. De onderzoeksbevindingen leidden tot de conclusie dat appellanten vanaf 4 januari 2010 hun hoofdverblijf in de woning van appellante hadden, wat zij ontkenden. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de besluiten van het college ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad benadrukte dat het aanhouden van verschillende woonadressen niet uitsluit dat er feitelijk sprake kan zijn van samenwoning. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de terugvordering te handhaven, en dat er geen zelfstandige beroepsgronden waren tegen de wijze waarop het college deze bevoegdheid had gebruikt. De uitspraak werd gedaan op 10 september 2013.