ECLI:NL:CRVB:2013:1657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het griffierecht niet binnen de gestelde termijn had betaald. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de betalingstermijn, die was vermeld in een aangetekende brief van 26 oktober 2012, welke hij niet had ontvangen. De rechtbank had op 9 november 2012 het onderzoek ter zitting gesloten, terwijl de termijn voor betaling van het griffierecht op dat moment nog niet was verstreken. De Raad oordeelde dat de rechtbank appellant had moeten wijzen op de inhoud van de brief en het onderzoek had moeten schorsen in afwachting van de betaling.
De Raad concludeerde dat de rechtbank in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien appellant niet in verzuim was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en wees de zaak terug naar de rechtbank Den Haag. Tevens werd bepaald dat het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 115,- diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie over griffierechten en de verplichtingen van de rechtbank in het proces.