ECLI:NL:CRVB:2013:1648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling dagloon voor IVA-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de vaststelling van het dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor de IVA-uitkering. Appellant betwist de hoogte van het dagloon, dat door het Uwv is vastgesteld op € 105,96, en stelt dat hij een medische afzakker is, wat invloed zou moeten hebben op de dagloonvaststelling. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv het dagloon op juiste wijze heeft vastgesteld. De Raad overweegt dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon is uitgegaan van 13 oktober 2008 als eerste ziektedag en van een referteperiode van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008. Appellant heeft geen overtuigende medische gegevens overgelegd die zijn standpunt ondersteunen. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de dagloonvaststelling heeft gehandhaafd en dat het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 11 mei 2011 gegrond, maar het beroep tegen het besluit van 5 juli 2012 blijft ongegrond. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.888,-. De uitspraak is gedaan op 4 september 2013.