ECLI:NL:CRVB:2013:1644

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
12-188 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WGA-vervolguitkering en geschiktheid van functies na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die in verband met het wegvallen van zijn inkomen uit arbeid een WGA-vervolguitkering heeft aangevraagd, is door het Uwv in aanmerking gebracht voor deze uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke medische grondslag berust en dat de functies die aan appellant zijn toegewezen geschikt zijn. Appellant heeft in hoger beroep zijn bezwaren geuit tegen de medische grondslag van het besluit, waarbij hij stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is door psychische klachten en andere gezondheidsproblemen. Hij heeft medische gegevens overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant tegen de medische beoordeling van het Uwv zorgvuldig overwogen. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak de beroepsgronden van appellant al afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad concludeert dat de door appellant ingediende medische gegevens geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere beoordeling van de medische grondslag kan veranderen. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, waarbij appellant in aanmerking is gebracht voor de WGA-vervolguitkering.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke medische beoordeling bij het toekennen van uitkeringen en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze beoordelingen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet worden vergoed.

Uitspraak

12/188 WIA
Datum uitspraak: 4 september 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 december 2011, 10/2927 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Molenaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J. Koning.

OVERWEGINGEN

1.1. Met ingang van 6 oktober 2008 is voor appellant een recht ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering (LGU) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na afloop van de LGU is de WGA-uitkering van appellant voortgezet als een loonaanvullingsuitkering, omdat appellant aan de zogenoemde inkomenseis voldeed. In verband met het wegvallen van zijn inkomen uit arbeid heeft het Uwv bij besluit van 3 mei 2010 appellant vanaf 1 mei 2010 in aanmerking gebracht voor een
WGA-vervolguitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.2. Bij besluit van 20 september 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 3 mei 2010 gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant nader vastgesteld op 55 tot 65%.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag en zijn de geduide functies voor appellant geschikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv appellant terecht in aanmerking gebracht voor een
WGA-vervolguitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep alleen gekeerd tegen de door de rechtbank onderschreven medische grondslag van het bestreden besluit. Volgens hem is hij in verband met psychische klachten, chronische hoofdpijnklachten en darm- en maagklachten volledig arbeidsongeschikt. Hij heeft verwezen naar de medische gegevens in het dossier en naar de door hem in hoger beroep ingediende medische gegevens. Hij wil graag werken, heeft dit ook geprobeerd, maar kan niet werken.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant tegen de medische grondslag van het bestreden besluit afdoende besproken. Zij heeft in de onderdelen 6.1 tot en met 6.4 van haar uitspraak overtuigend gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep medische gegevens ingezonden van de afdeling spoedeisende hulp van het Flevoziekenhuis, van zijn huisarts, zijn maagdarmleverarts en van PsyQ uit 2007, 2012 en 2013. Deze stukken bevatten geen nieuwe informatie over de gezondheidstoestand van appellant op de datum in geding en kunnen niet tot een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit leiden.
4.3.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet slaagt. Deze uitspraak moet dan ook worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en
M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) D.E.P.M. Bary

HD