ECLI:NL:CRVB:2013:1581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de weigering van een voorschot op WW-uitkering na ontslag wegens plichtsverzuim
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 28 augustus 2013, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandeld. Appellante, werkzaam als bedrijfsadministrateur, was ontslagen door haar werkgever wegens verduistering van executiegelden en werkweigeringen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een voorschot op de Werkloosheidswet (WW) uitkering, stellende dat aan haar ontslag een dringende reden ten grondslag lag. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd. De Raad stelt vast dat de rechtbank het bestreden besluit niet heeft beoordeeld op basis van de verwachtingen die het Uwv kon hebben ten tijde van het besluit. De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en mist een deugdelijke motivering. De Raad vernietigt zowel de aangevallen uitspraak als het bestreden besluit, omdat er geen objectieve en subjectieve dringende reden voor het ontslag is vastgesteld. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij het ook de vaststelling van het recht op WW-uitkering van appellante moet betrekken. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van ontslagprocedures en de motivering van besluiten door het Uwv.