Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
dat de TW-uitkering van appellante ten onrechte met terugwerkende kracht is ingetrokken;
van € 112,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van een uitkering op grond van de Toeslagenwet (TW) en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. Appellante ontving sinds 1 juli 2000 een TW-uitkering, maar uit onderzoek in 2010 bleek dat zij vanaf 13 januari 2005 samenwoonde met een partner die over eigen inkomsten beschikte. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft daarop de uitkering per 13 januari 2005 ingetrokken en het onterecht betaalde bedrag van € 16.784,65 teruggevorderd. Tevens werd een boete van € 1.700,- opgelegd wegens schending van de informatieplicht. De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellante tegen de besluiten van het Uwv gegrond, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had ingegaan op de beroepsgrond van appellante dat de intrekking van de uitkering met terugwerkende kracht onterecht was. De Raad stelde vast dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te veel uitkering ontving, gezien de omstandigheden en de informatie die zij had ontvangen. De Raad bevestigde dat het Uwv de uitkering met terugwerkende kracht mocht intrekken en dat de boete van € 580,- evenredig was aan de ernst van de overtreding. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze niet inging op de beroepsgrond van appellante, maar bevestigde de overige delen van de uitspraak. Het verzoek van appellante om schadevergoeding werd afgewezen, maar het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellante.