ECLI:NL:CRVB:2013:1566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Middelburg. De appellant, die zich met psychische en vermoeidheidsklachten had ziek gemeld, had geen recht op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv had op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek en rapportages van behandelaars geconcludeerd dat appellant in staat was om passende functies te verrichten. De rechtbank had in eerdere uitspraken geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren voor een urenbeperking en dat het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd.
De Raad bevestigde de oordelen van de rechtbank en oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen op basis van eigen onderzoek en informatie van behandelaars tot de functionele mogelijkheden van appellant hadden geconcludeerd. De Raad vond geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige in te schakelen, aangezien de door appellant ingebrachte rapportages van verzekeringsarts Offermans niet voldoende steun boden voor een wijziging van de eerder vastgestelde functionele mogelijkheden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank.
De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een dergelijke vergoeding op basis van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.