ECLI:NL:CRVB:2013:1565
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van loonschade en loonsanctie in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een WW-uitkering ontving, had een verzoek om schadevergoeding ingediend bij het Uwv omdat er geen loonsanctie was opgelegd aan zijn werkgever. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant geen recht had op schadevergoeding, omdat het Uwv hem een WW-uitkering had toegekend ter hoogte van 70% van zijn loon. De appellant stelde dat hij recht had op 100% loondoorbetaling op basis van de geldende CAO en dat er een causaal verband bestond tussen het niet opleggen van de loonsanctie en zijn loonschade.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de schadevergoeding in het geval van het niet opleggen van een loonsanctie zich beperkt tot 70% van het loon, althans het wettelijk minimumloon. De Raad oordeelde dat de plicht tot 100% loondoorbetaling voortvloeit uit de CAO en niet uit het Burgerlijk Wetboek. Aangezien de Wet WIA enkel verwijst naar het Burgerlijk Wetboek, kon de door de appellant geclaimde schade niet aan het Uwv worden toegerekend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van het causale verband tussen het handelen van het Uwv en de loonschade van de appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, wat betekent dat de kosten voor de appellant blijven.