ECLI:NL:CRVB:2013:1391

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
12-2774 ZW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van rechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2013 een verzoek om wraking afgewezen. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen, en tijdens de zitting op 26 juni 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter, mr. M. Greebe. Verzoeker stelde dat de rechter niet goed naar hem luisterde en dat er een ongelijke behandeling was ten opzichte van de gemachtigde van het Uwv.

De Raad heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel kunnen trekken. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling van verzoeker dat het proces-verbaal van de zitting geen getrouwe weergave bevatte van hetgeen ter zitting was verhandeld.

De Raad oordeelde dat de rechter uitvoerig had gereageerd op de inbreng van verzoeker en dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter niet goed luisterde of dat er sprake was van vooringenomenheid. De omstandigheden die verzoeker aanvoerde, gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.

Uiteindelijk werd het verzoek om wraking afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 augustus 2013. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter A. Beuker-Tilstra en de leden J. Brand en J.P.M. Zeijen, met J.T.P. Pot als griffier.

Uitspraak

12/2774 ZW-W
Datum beslissing: 5 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan door [Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 24 april 2012, 12/66, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013, waar verzoeker is verschenen en de Raad van bestuur zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.
Bij brief van 27 juni 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. M. Greebe.
Mr. Greebe heeft bij brief van 5 juli 2013 gemotiveerd meegedeeld dat zij niet in de wraking berust.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 juli 2013. Verzoeker is verschenen. Het Uwv is, zoals tevoren was aangekondigd, niet verschenen. Mr. Greebe is verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking het volgende ten grondslag gelegd. De houding van de rechter tijdens de zitting wekte bij hem het gevoel dat zij niet goed naar hem luisterde. Verzoeker moest sommige opmerkingen meermalen herhalen. De rechter trad niet op tegen de gemachtigde van het Uwv na een opmerking van die gemachtigde, die daar wel toe noopte. Met de gemachtigde van het Uwv sprak de rechter ook op andere wijze dan met hem. Door een telefonisch verzoek op de dag na de zitting werd teruggekomen op de afspraak die de rechter met verzoeker had gemaakt.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De inhoud van het proces-verbaal van de zitting van 26 juni 2013 laat zien dat de rechter uitvoerig heeft gereageerd op al hetgeen verzoeker naar voren bracht. Uit het proces-verbaal komt evenmin naar voren dat de rechter niet goed luisterde. Ook de toelichting van
mr. Greebe tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer wijst op het tegendeel.
3.2.
Uit het proces-verbaal komt ook niet naar voren dat de houding van de gemachtigde aanleiding gaf tot enige noodzaak om op te treden tegen de gemachtigde van het Uwv. Gelet op het beperkte aandeel van het Uwv in de bespreking van de zaak ter zitting is van een onevenwichtige aandacht voor verzoeker ter zitting, die bij hem tot vrees voor vooringenomenheid van de rechter zou kunnen leiden, ook geen sprake.
3.3.
Tijdens de zitting van 26 juni 2013 is afgesproken dat verzoeker nog kopieën van nadere medische stukken mag indienen en dat het Uwv en de bezwaarverzekeringsarts daarop zullen reageren. Van het terugkomen op deze tijdens de zitting gemaakte afspraak bij het telefonische verzoek van de griffier op 27 juni 2013 is evenmin sprake geweest. Zoals mr. Greebe schriftelijk en mondeling heeft aangegeven betrof dat telefonische verzoek alleen het ter beschikking stellen van een kopie van de pleitaantekeningen van verzoeker.
3.4.
Voor het door appellant ter zitting van de wrakingskamer ingenomen standpunt dat het proces-verbaal van de zitting van 26 juni 2013 geen getrouwe weergave bevat van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn geen aanknopingspunten voorhanden.
4.
Het vorenstaande leidt de Raad tot het oordeel dat in de door verzoeker genoemde gevoelens en omstandigheden geen grond gelegen is voor de aanwezigheid van vooringenomenheid dan wel dat vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek om mr. Greebe te wraken moet dus worden afgewezen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.T.P. Pot

RG