ECLI:NL:CRVB:2013:1369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegang tot maatschappelijke opvang op basis van verblijfsstatus en de Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in Sierra Leone, heeft een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet over een geldige verblijfstitel beschikt en er geen noodsituatie is die opvang noodzakelijk maakt volgens artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 mei 2013 heeft de Raad de argumenten van de appellant gehoord, die stelde dat de afwijzing in strijd is met de artikelen 3 en 8 van het EVRM. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant, gezien zijn verblijfsstatus, geen aanspraak kan maken op maatschappelijke opvang. De Raad heeft het verzoek van de appellant om de procedure aan te houden tot een uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) afgewezen, omdat onduidelijk was wanneer deze uitspraak zou komen en of deze gevolgen zou hebben voor de huidige zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat de koppelingswetgeving, die aan vreemdelingen onder bepaalde voorwaarden rechten verleent, verenigbaar is met internationale verdragen. De Raad concludeert dat de appellant niet behoort tot de kwetsbare personen die recht hebben op bijzondere bescherming. De weigering van de toegang tot maatschappelijke opvang is in dit geval gerechtvaardigd en er is geen sprake van een schending van de rechten van de appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen proceskosten toegewezen.