ECLI:NL:CRVB:2013:1318
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid en uitkering op basis van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die als eerste verantwoordelijke verzorgende werkte, had zich ziek gemeld vanwege rug- en schouderklachten. Na een beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) concludeerde de verzekeringsarts dat de appellant beperkingen had, maar niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de weigering van een WIA-uitkering. In bezwaar stelde de appellant dat hij meer beperkingen had, maar de bezwaarverzekeringsarts kwam tot de conclusie dat de belastbaarheid van de appellant niet was overschat. De rechtbank bevestigde deze bevindingen en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden, maar de Raad oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden ingesteld naar de medische situatie van de appellant. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de belastbaarheid van de appellant op 7 november 2008 niet anders was dan op 24 september 2008. Dit betekende dat de appellant terecht geschikt werd geacht voor de functie van werkmeester sociale werkplaats en dat het Uwv terecht had geweigerd om hem een ZW-uitkering toe te kennen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.