ECLI:NL:CRVB:2013:1304
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die vanaf 11 november 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand had gelaten. De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand was een melding van de verhuurder van appellant, die aangaf dat appellant zijn huur niet meer betaalde en niet meer op het uitkeringsadres verbleef. Het Team Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg heeft vervolgens een onderzoek ingesteld, waarbij appellant werd gehoord en een huisbezoek werd afgelegd.
De Raad oordeelt dat appellant geen duidelijkheid heeft gegeven over zijn woon- en verblijfplaats in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 4 oktober 2010. De informatie van de verhuurder en de bevindingen van het huisbezoek aan het adres van de zus van appellant ondersteunen de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres verbleef. De Raad bevestigt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Het college was bevoegd om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.